Het Tweede Kamerlid van ChristenUnie, Cynthia Ortega-Martijn, heeft een aantal vragen gesteld aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de begeleiding van de bursalen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius.
Ze vraagt ten eerste of er geen onderzoek is geweest naar de bereidheid van andere partijen, op de BES-eilanden, om de zorg voor de studenten op zich te nemen, omdat dit niet meer mogelijk was omdat de Stichting Studiefinanciering Curagao (SSC) in een laat stadium was afgehaakt.
Zij wil ook weten in hoeverre het pakket van eisen, dat vanaf volgend schooljaar gaat gelden voor partijen die de begeleiding van BES-bursalen ter hand willen nemen, zal afwijken van de eisen die voorheen werden gesteld aan de SSC en de St. Maarten Student Services (S4). Het Kamerlid vraagt om een specificatie daarvan. Ortega vraagt verder of de Dienst Uitvoering Onderwijs ook de budgettaire verantwoordelijkheid voor de begeleiding van BES-bursalen in Nederland draagt. Indien dat niet het geval is, wil ze weten welk orgaan deze verantwoordelijkheid wel draagt.
Een andere vraag van Kamerlid Ortega-Martijn is of men met een ‘adequaat uitvoeringsapparaat in Nederland' doelt op een zogenaamd BES-loket ter vervanging van het inmiddels opgeheven Antillenhuis.
Ze vraagt verder of de ministeries de analyse delen dat aanvullende inspanningen vereist zijn bij de begeleiding van BES-bursalen in Nederland om uitval tegen te gaan.
Zij verzoekt de ministeries om uiteen te zetten of en hoe het huidige beleid er op gericht is om uitval onder de studenten afkomstig uit de BES-eilanden tegen te gaan. Mevrouw Ortega-Martijn wil ook weten of er recente cijfers beschikbaar zijn waaruit blijkt hoe het gesteld is met de uitval van deze studenten in vergelijking met de uitval van andere studenten in Nederland. En om indien die cijfers beschikbaar zijn ze toe te voegen aan de antwoorden.
Bron: Antilliaans Dagblad